Wat zijn de gevolgen van de IFRS-boekhoudregels voor leasing (IFRS16)?
In januari 2016 publiceerde de IASB (International Accounting Standards Board) de nieuwe boekhoudregels voor leasing, genaamd IFRS16. Deze standaard werd officieel aangenomen door de Europese Unie op 9 november 2017 en is in werking getreden met ingang van 1 januari 2019 voor alle bedrijven die de boekhoudregels volgens de International Financial Reporting Standards (IFRS) toepassen bij het opstellen van de jaarrekening. In verband met de invoering van de eveneens nieuwe standaard IFRS15 (Revenue Recognition) op 1 januari 2018 konden bedrijven ervoor opteren om ook IFRS16 (in combinatie met IFRS15) vanaf die datum toe te passen.
IFRS16 is van toepassing op zowel lessees als lessors, dus leasemaatschappijen. Dat wil zeggen: alle bedrijven die boekhouden volgens IFRS standaarden en die leasecontracten hebben afgesloten. Maar in tegenstelling tot de nieuwe regels voor lessees verandert er voor de lessors eigenlijk niets.
IFRS16 vervangt de ‘oude’ standaard IAS17. Het belangrijkste gevolg hiervan is dat voor de lessee het traditionele onderscheid tussen financiële en operationele leases vervalt voor wat betreft de boekhouding. Voortaan moeten dus voor de lessees alle leasecontracten – welke juridische vorm zij ook hebben – op de balans verantwoord worden volgens één methode en berekeningswijze.
Waar voorheen operationele leases wel verantwoord werden in de Resultatenrekening en in de Toelichting van de Jaarrekening, maar niet op de balans, moeten deze nu ook worden verantwoord op de balans (zowel actief als passief).
Definitie van een lease volgens IFRS16: gebruiksrecht
De IASB introduceerde in IFRS16 een nieuwe definitie van ‘leases’, namelijk als een ‘right of use’ (gebruiksrecht). Om te bepalen of het gaat om een leasecontract heeft de IASB gedetailleerde richtlijnen vastgelegd. Dit is relevant om het onderscheid te maken tussen een lease en een service contract (dienst). Zuivere service contracten blijven buiten de balans.
Voor IFRS16 is van belang of de gebruiker het recht heeft het gebruik van het object zelf te bepalen. Daartoe moet sprake zijn van:
- een individueel geïdentificeerd object
- de gebruiker bepaalt zelf voor welk doel het object wordt gebruikt (en heeft in vrijwel alle gevallen zelf gekozen welk object wordt aangeschaft (door de lessor) te zijnen behoeve.
- de gebruiker geniet praktisch alle economische voordelen van het object
We merken op, dat een object niet als ‘individueel’ geïdentificeerd wordt geacht als de vendor/leverancier het recht heeft om het object te vervangen. De leverancier heeft dan het recht objecten te vervangen met het oog op zijn economisch voordeel, bijvoorbeeld in het kader van zijn asset portfolio management. Het gaat dus niet om vervanging van het object vanwege technisch falen.
Voorbeelden: Een fors aantal (functioneel verschillende) kopieermachines in een kantooromgeving, waar de leverancier op basis van gebruik (slijtage) zelfstandig kan besluiten om machines te wisselen, die bij één of meer andere klant(en) staan. Functionaliteit voor de klant staat hierbij voorop.
Een ander voorbeeld is transportcapaciteit, waarbij de lessor de inzet van onderscheidene grootte van vrachtwagens regelt, afhankelijk van het vervoers-aanbod en soms ook de bemanning levert voor (inter)nationale ritten. Kostoptimalisatie en beschikbaarheid staan hier voorop.
Onderscheid tussen financial en operational lease valt weg bij de lessee
Als gevolg van IFRS16 wordt er geen onderscheid gemaakt tussen een financiële en een operationele lease wat betreft boekhoudkundige verwerking. Er kunnen wel nog juridische en ook fiscale verschillen zijn, maar op de balans ziet het er hetzelfde uit.
Daarbij is de berekeningswijze van financiële leases leidend, ook voor de leases die operationeel van karakter zijn (en/of blijven).
Berekening van de startwaarde van een leasecontract op de balans
Hoofdlijn
Omdat de IASB de leaseverplichtingen in eerste instantie als een ‘schuld’ ziet, is de in het leasecontract aangegane financiële verplichting bepalend voor de boekhoudkundige verwerking. Op de passiefzijde treft men dan ook aan: het contant gemaakte totale bedrag aan te betalen (minimale) leasetermijnen gedurende de looptijd van het contract (zie verderop Details).
Op de actiefzijde van de balans wordt het gebruiksrecht (‘Right of Use’) geboekt, dat wordt gelijkgesteld aan het bedrag berekend aan de passief-kant plus eventuele aanloopkosten en kosten die gemaakt moeten worden om het object contractueel weer in goede staat te kunnen terug leveren.
Bij aanvang van een leasecontract zijn passief- en actiefkant dus gelijk, afgezien van eventuele extra geactiveerde eenmalige directe kosten.
Details
Om de waarde van een leasecontract te berekenen kijkt men niet meer naar de nieuwwaarde van het object, maar naar het geheel van de betalingsverplichtingen die de lessee krachtens het leasecontract heeft. De hoofdregel is dat alle leasecontracten hierbij individueel dienen te worden geanalyseerd.
Het gaat om de totale financiële verplichting over de gehele vaste looptijd. Hierin worden meegenomen eventuele restwaardes of een slottermijn voorzover de lessee die contractueel moet betalen. Ook eventuele boetes voor vervroegd aflossen, of eventuele kosten om het object in zijn oorspronkelijke staat te herstellen kunnen (wanneer in contract opgenomen en in de praktijk te verwachten) deel uitmaken van de berekening.
Opmerking: In geval van operationele leases, waarbij ook diensten onderdeel van het leasecontract zijn, kunnen lessees onder voorwaarden kiezen deze verplichtingen ook in de berekening mee te nemen; in de verdere beschrijving / toelichting hierna gaan we uit van een ‘kale lease’, dus zonder die diensten-componenten.
Vervolgens maakt men de overeengekomen contractueel te betalen bedragen contant tegen de rentevoet die voor de lessee voor het betreffende contract toepasselijk is. Dit proces wordt disconteren genoemd en de rentevoet ook wel discontovoet of -percentage.
Gemakshalve wordt veelal de rentevoet toegepast die de lessor gebruikt om de leasekosten vast te stellen. Dit wordt als aanvaardbaar gezien wanneer er niet of nauwelijks lessor-specifieke elementen (bijvoorbeeld geen grote restwaardes voor risico van de lessor) zijn. Indien deze rentevoet niet bekend is (bijvoorbeeld omdat de lessor dit niet wil of kan meedelen) moet de lessee de zogenaamde incrementele rentevoet hanteren. Deze incrementele rentevoet is een rente die ten tijde van het aangaan van het leasecontract als marktrente beschouwd kan worden voor een vergelijkbaar financieringscontract dat gesloten wordt voor een actief met een vergelijkbare (kwaliteit van) lessee.
Indien er in het leasecontract eventueel een optie tot doorhuur of verlenging van de lease is opgenomen, dient de lessee een inschatting te maken van de gerede kans dat hij daadwerkelijk zal doorhuren en voor welke periode. Het kan voor de lessee in bepaalde gevallen veel interessanter zijn om het object door te huren dan het terug te geven en meteen te vervangen. De lessee dient dit bovendien elk jaar opnieuw te beoordelen, de omstandigheden kunnen immers gewijzigd zijn. Dit bedrag wordt meegenomen bij de berekening van de alsdan aangepaste vaste looptijd van het leasecontract.
Ook leasecontracten met variabele leasekosten dienen te worden meegenomen, in dergelijk geval dient de lessee een reële inschatting te maken van de betaalverplichtingen.
Zoals in het begin van deze paragraaf (bij Hoofdlijn) aangegeven is de startwaarde van het leaseactief gelijk aan de berekende waarde van de leaseverplichtingen (het passief), eventueel aangevuld met opgekomen kosten bij de lessee die toerekenbaar zijn aan het ontstaan van de leasetransactie, de zogenaamde initiële directe kosten.
Berekening van de waarde van een leasecontract tijdens de looptijd
Na de start van een leasecontract lopen de waarden van de actief-kant en de passief-kant uit elkaar tot aan het einde van de looptijd, wanneer beide zijden tot nihil zijn gedaald.
De passief-kant volgt daarbij de methodiek van annuïtaire aflossing, waarbij de som van de rente- plus aflossingscomponent tezamen per periode een constant bedrag zijn (het lease bedrag of leasetermijn). Praktisch gezien betekent dit, dat over de aan het begin van de periode openstaande verplichting een rentelast wordt berekend tegen steeds dezelfde rentevoet. Door de uitkomst (rentelast) in mindering te brengen op het te betalen nominale periode-bedrag wordt het aflossingsbedrag zichtbaar, dat in mindering wordt gebracht op de balanswaarde van de verplichting uit de lease.
Aan de actief-kant wordt conform de wijze voor andere vaste activa gehandeld, dus meestal lineaire afschrijvingslasten (startwaarde actief gedeeld door aantal leaseperioden).
De lineaire afschrijvingslast en de rentelast tezamen zijn de elementen in de resultatenrekening. Omdat de lineaire afschrijving in absolute bedragen in de eerste helft van een leasecontract groter is dan de volgens de annuïtaire methode berekende aflossingsplicht, daalt de actiefwaarde sneller dan de lease verplichting.
Gevolgen van IFRS16
Een direct praktisch gevolg van de introductie van IFRS16 is dat er sprake is van balansverlenging. Er komen immers activa op de balans die voorheen off-balance waren. Dit heeft dan weer impact op een aantal financiële ratio’s die een bedrijf vaak met zijn bank of kredietverlener heeft vastgelegd in covenants (afspraken). Zo wijzigen de solvabiliteit, de EBITDA en de gerapporteerde financiële lasten. Bedrijven die dergelijke covenants hebben vastgelegd doen er goed aan deze tijdig met de kredietverlener te bespreken en indien nodig aan te passen. Hierbij is het goed om de kredietverlener te attenderen op het feit dat er niets gewijzigd is aan de werkelijke situatie, wel is de boekhoudkundige vastlegging gewijzigd. Daarnaast zullen wellicht ook rating agencies anders kijken naar bedrijven, en in het algemeen kan het beeld van de financiële standing van een bedrijf in meer of mindere mate wijzigen.
Een ander gevolg van IFRS16 is dat systemen, business processen en de interne rapportage aangepast dienen te worden. Om een correcte jaarrekening te kunnen opstellen dienen de nodige data beschikbaar te zijn op een detailniveau dat voorheen niet noodzakelijk was. Om die reden moeten alle leasecontracten grondig geanalyseerd worden, ingepast worden in de reeds gebruikte activa-categorieën en dienen de leasekosten in de resultatenrekening opgesplitst te worden naar rente, afschrijvingen en overige leasebetalingen (het laatste ingeval van afgezonderde diensten-componenten).
Daarnaast zal wellicht ook de interne besluitvorming voor het aangaan van lease- en huurcontracten aangepast moeten worden. Anders dan voorheen hebben deze nu een directe impact op de jaarcijfers, de covenants, etc. Multinationals die een gedecentraliseerd besturingsmodel hanteren zullen wellicht de bevoegdheden van de lokale managers anders moeten inrichten. Wellicht zal ook de overweging tot koop of huur op andere redenen gebaseerd zijn.
Ook zal een bedrijf een eigen beleid moeten ontwikkelen voor het rapporteren van lease- en huurcontracten, zodat de verantwoording van deze contracten op een coherente en consistente wijze gebeurt.
Tot slot zullen bedrijven kosten moeten maken om de nieuwe standaard in te voeren en ook om de data te verzamelen op alle niveaus van de organisatie.
Motivering van IASB
Kort gezegd wil de IASB een eind maken aan het off balance karakter van operationele leases. Het leidende principe is: ‘alles op de balans’, dus alle activa die een bedrijf inzet voor de bedrijfsvoering. De belangrijkste motivering van de IASB voor de invoering van IFRS16 is dat men alle verplichtingen die een bedrijf heeft aangegaan gerapporteerd wil zien op de balans. Lease- en huurcontracten vormen immers langdurige verplichtingen, die de financiële positie van bedrijven in meer of mindere mate kunnen belasten. Verantwoording in de Resultatenrekening alleen of alleen/ook in de Toelichting bij de Jaarrekening wordt geacht een onvoldoende volledig beeld te geven van de aangegane verplichtingen.
De IASB stelt de leaseverplichtingen min of meer gelijk aan een ‘schuld’ die het bedrijf is aangegaan voor de financiering van zelf aangeschafte activa. Deze visie heeft tot kritiek geleid. Immers, niet alleen is bij lease sprake van een concrete financiering van een concreet actief, het bedrijf beoogt niet de activa te verwerven, enkel te gebruiken, bovendien tijdelijk en is sprake van een ‘self-liquidating asset’: de waarden van het actief en de betaalverplichting lopen bieden naar nul aan het einde van het contract. Bij directe koop ontbreekt dit aspect. Zo kan een huurcontract clausules bevatten die tot opzegging cq. beëindiging van de huur leiden en deze exit-mogelijkheid zal dan zijn meegewogen in de waardering van de verplichting.
Ook wilde de IASB een eind maken aan het vaak – in haar ogen – kunstmatig onderscheid tussen financiële en operationele leases, waarbij alleen specialisten konden begrijpen waarom het ene leasecontract wel, en het andere niet on balance verantwoord werd. Critici van IFRS16 voeren dan weer aan dat lessees bepaalde zaken zelf moeten beoordelen, en de weerslag hiervan dus een bepaalde mate van subjectiviteit bevat. Bovendien is aanschaf van activa soms helemaal niet aan de orde: het (risico van) investering weegt niet op tegen het tijdelijke gebruik; zie ook hierna.
Voor wie is de impact het grootst?
IFRS16 richt zich op leasecontracten. Velen denken daarbij meteen aan bedrijven die aanzienlijke aantallen auto’s, mobiele telefoons, computer apparatuur en andere zaken ter beschikking stellen aan hun medewerkers. Dergelijke objecten worden vaak geleast in de vorm van een operationele lease.
Maar men mag niet uit het oog verliezen dat de letterlijke vertaling van lease in het Nederlands ‘huur’ is. Dit betekent dat ook huurcontracten van gebouwen in scope zijn van IFRS16. De waarde van eerder genoemde objecten is relatief gezien vele malen lager dan de waarde van panden die bedrijven langjarig huren. Het staat dan ook vast dat bedrijven die met name veel huurpanden in gebruik hebben, de grootste impact zullen ervaren. De waarde van deze huurpanden verscheen voorheen niet op de balans (wel in de resultatenrekening als ‘betaalde huurpenningen’ én in de toelichting bij de balans). Voortaan is dat wel het geval. Gedacht kan worden aan grote retailers, die als huurders van allerlei winkelpanden de grootste wijziging zullen zien in hun rapportages.
Vanzelfsprekend zullen ook luchtvaartmaatschappijen de gevolgen zien, met name die partijen die veel vliegtuigen leasen, in plaats van deze zelf te kopen. Hetzelfde geldt voor treinen, schepen, boortorens, industriële machines en allerlei andere waardevolle objecten die langdurig gehuurd worden. Ook in de telecom sector is sprake van het huren (leasen) van infrastructuur zoals kabels, zendmasten, satellieten etc.
Wat is niet in scope van IFRS16?
Geleaste objecten waarvan de (resterende) leasetermijn minder dan 12 maanden is, hoeven niet volgens IFRS16 verantwoord te worden. Deze blijven dus wel zichtbaar in de resultatenrekening, maar hoeven niet op de balans getoond te worden. Dit is een keuze mogelijkheid voor de lessee.
Een vergelijkbare keuze mogelijkheid geeft IFRS16 als uitzondering voor zogenaamde low-value assets, met name objecten met een waarde lager dan $5.000,-. Gedacht wordt aan tablets, telefoons, laptops of kantoormeubilair die individueel minder kosten dan genoemd bedrag. Leasetransacties mogen voor de lage-waarde-toets individueel worden ingeschat.
Technische impact op ratio’s
Als gevolg van het verantwoorden van geleaste en gehuurde objecten op de balans is er sprake van balansverlenging. Bijgevolg wijzigt per direct de solvabiliteit van een bedrijf. Tevens wijzigt de current ratio.
Daarnaast wijzigt ook de EBITDA, de EBIT, de operating profit, de interest coverage ratio.
Tevens verschuiven een aantal kostenposten: leasekosten (die voorheen in één bedrag werden verantwoord) worden vervangen door ‘afschrijvingen’ en ‘rentebetalingen’. Bovendien speelt een timing aspect. Waar voorheen de leasekosten gedurende de gehele looptijd van het leasecontract gelijk bleven (met uitzondering van een eventuele slottermijn), zal nu de berekende rentelast in het begin van het contract hoger zijn (want berekend over een hogere waarde van het actief) en naarmate de looptijd vordert lager worden.
Opgemerkt wordt dat deze boekhoudkundige verwerking niet in de pas loopt met de daadwerkelijke leasebetalingen (cash out). Deze blijven immers, zoals contractueel vastgelegd, gedurende de gehele looptijd gelijk.
Beschikbare tools voor lessors en lessees
Om bedrijven te helpen de door hen afgesloten leases op min of meer gestandaardiseerde wijze te inventariseren, heeft Leaseurope een rapportagetool ingericht die voldoet aan de minimaal benodigde informatiebehoefte. De tool is verkrijgbaar via leasemaatschappijen die aangesloten zijn bij de Europese koepel van leasemaatschappijen Leaseurope.
Overgangsregeling
IFRS16 is van kracht voor het boekjaar dat begint op 1 januari 2019. Een onderneming kon IFRS16 al op 1 januari 2018 vervroegd toepassen.
Lessees hoeven de nieuwe regels niet retroactief toe te passen op vorige jaarrekeningen, wel dienen zij de nieuwe regels toe te passen en dienen zij de relevante verschillen en aanpassingen aan te geven in de Toelichting. Ten aanzien van de overgang kent IFRS16 diverse praktische uitzonderingen. Tijdig nagaan of en welke keuzes het best voor een bedrijf passen is nu opportuun.
Disclaimer
Bovenstaande kan niet pretenderen uitputtend te zijn. Daarvoor gelden, zowel ten aanzien van de overgang naar IFRS16 als voor nieuwe contracten na invoering van IFRS16, de nodige keuzen. Ook een aantal specifieke transactietypen (bijv. Sale en Lease Back) en omstandigheden (bijv. bundelen of ontbundelen van contracten) zijn hier niet uitgewerkt.
In geval vragen hierover of over andere IFRS16-zaken opdoemen, kan Leasing Nederland-NVL u assisteren in het contact leggen over adviezen terzake.