Het bodem(voor)recht is een wettelijk voorrecht waarmee de fiscus zich kan verhalen op de opbrengst van zogenaamde bodemzaken, ten koste van financiers. Het instrument bestaat al sinds de 19e eeuw, toen ‘ingeoogste vruchten’ en ‘roerende zaken tot stoffering van een landhoef’ de belangrijkste onderdelen van het vermogen van een (boeren)bedrijf waren. Maar met de industrialisering is het bodem(voor)recht ook van toepassing op machines die zich in een bedrijfshal, dus letterlijk op de bodem van het bedrijf bevinden.
In het geval een bedrijf achterstallige belastingschulden heeft, kan de ontvanger dus beslag leggen op deze machines en ze te gelde maken, ook al zijn deze machines gefinancierd door bijvoorbeeld een leasemaatschappij. Het eventuele pandrecht van zo’n financier wordt hierbij de pas afgesneden, de fiscus gaat voor. Het is in Europees verband een relikwie, die Nederlandse financiers keer op keer aan hun klanten moeten uitleggen. Het is bovendien een uiterst complexe regeling waarvan alleen specialisten de finesses doorgronden.
In de praktijk blijkt dat ook de Belastingdienst worstelt met deze complexiteit en doorgaans wacht tot een faillissement wordt uitgesproken om dan de curator te laten optreden namens de fiscus. Het gevolg hiervan is dat de opbrengst van de bodemzaken door de boedel lopen, dus feitelijk dienen om het salaris van de curator te betalen, en dat de fiscus per slot van rekening vrijwel niets meer ontvangt. Het ministerie van Financiën heeft herhaalde malen gesleuteld aan de regeling, waardoor deze juist nog complexer geworden is. De conclusie is dan ook dat deze regeling veel partijen bezighoudt, maar voor het Rijk vrijwel niets oplevert.
In een vandaag gepubliceerde position paper pleit de leasebranche voor een radicale afschaffing van het bodem(voor)recht. De hoofdreden hiervoor is dat het een hinderpaal vormt voor de financiering van het MKB, omdat het de financier juridisch in een onzekere positie brengt en een inbreuk vormt op het zekerheidsrecht van de financier. Leasing Nederland-NVL stelt dat het instrument in de kern onrechtvaardig en discriminerend is, en voor financiers zoals leasemaatschappijen nodeloze en disproportionele administratieve lasten meebrengt, die voor bedrijven/klanten kostprijsverhogend werkt. Het schaadt het vestigingsklimaat in Nederland en dus de concurrentiepositie van ons land.
Leasing Nederland-NVL staat hierin niet alleen, ook andere stakeholders wijzen op de problematiek van de financiering van het MKB. In het kader van de vernieuwing van het faillissementsrecht is er herhaaldelijk geopperd het bodem(voor)recht af te schaffen.
Niet alleen levert het bodem(voor)recht vrijwel niets op voor het Rijk, het zorgt er ook voor dat de schaarse capaciteit bij de Belastingdienst niet ingezet kan worden voor wellicht nuttiger zaken. Om die reden is het nu een goed moment om keuzes te maken waar uiteindelijk iedereen beter van wordt, aldus de leasebranche. In 2023 werden er voor 7,25 miljard euro aan nieuwe leasecontracten gesloten, waarvan driekwart in het MKB. Ook al betreft het hier uiteraard niet uitsluitend bodemzaken, het investeringsvolume in dergelijke objecten is aanzienlijk.
De position paper van Leasing Nederland inzake het bodem(voor)recht is hier beschikbaar.